Je zag vroeger veel gas- en waterfitters bij het snijden van schroefdraad op pijpen gebruik maken van een "pionier", een makkelijk samenklapbare universele pijpklem. Deze kwam vooral van pas bij karweien buiten de werkplaats. Moest er echter iets anders dan een pijp geklemd worden, dan was het met een pionier maar behelpen.
De Pionier, circa 1955
Deze was veel flexibeler. Ik vond hem in een Frans handboek van omstreeks 1910.
De staartbankschroef is van het gebruikelijke type. Hij is vastgebout op een A-vormig frame. Onderaan de poten zien we twee korte gebogen armplaten. Deze zijn aan hun rechter uiteinde door een horizontale as stijf met elkaar verbonden. Die as is gelagerd in het A-frame. In de linker uiteinden van de armplaten is een vrijdraaiende as gelagerd, waarop twee plaatijzeren wielen. In de hier getekende stand staat het A-frame stevig op beide poten en zweven de wielen een klein stukje boven de grond.
Om de bankschroef te verrijden wordt eerst de bovenste hefboom (met de handgreep), rechtsom gedraaid. Wanneer hij ongeveer 45° naar rechtsboven wijst, stoot hij tegen een nok op het frame.
Vervolgens draait men de armplaten linksom rond hun ophangpunt, middels de tweede (in de tekening naar schuinboven rechts wijzende) hefboom, die met de knop. Deze hefboom is stijf verbonden met de voorste armplaat. Hierdoor wordt het frame opgelicht en raken de wielen de grond. Je draait de platen een stukje over het onderste dode punt heen. Het frame zakt dan weer net een tikje terug. Door de gebogen vorm van de armplaten ligt de as met de wielen nu juist rechts van het zwaartepunt van het geheel. Op die manier blijft de as met de wielen vanzelf op z'n plaats en is de zaak stabiel te verrijden. Aangezien het zwaartepunt van het geheel even links van de as met wielen ligt, wil de bankschroef lichtjes voorover kantelen, waardoor de voet aan de rechterzijde opgelicht wordt. Je houdt hem tegen met de eerste hefboom. Op deze wijze kost het verrijden van het geheel zeer weinig inspanning.
Verrijdbare bankschroef, circa 1910