Alles is nog tamelijk compleet, wel verwaarloosd, maar nog in relatief goede staat. De curator heeft de zaak goed in de hand. Het personeel stond van het ene moment op het andere op straat en mocht de werkruimten niet meer in. Soms liggen de broodtrommeltjes nog vol op de werkbank .... Water en licht en elektriciteit zijn nog niet afgesloten. In zo'n situatie is er (nog) veel mogelijk. Jouw eerste prioriteit is het veiligstellen van de locatie (afsluiten voor oud-metaal dieven en vandalen). Daarna is er wat tijd om na te denken over de haalbare opties.
Het gebouw is een halve ruïne, het zink is van het dak gejat, ruiten ingegooid, overal ingeregend. Machines zwaar onder de roest. Of (gedeeltelijk) al afgevoerd of gesloopt. De boel is gevandaliseerd en met graffiti bespoten. De situatie is onzeker dus er is extreme haast geboden. Het vriest dat het kraakt. In zo'n situatie gaat het erom, te redden wat er nog gered kan worden. En te documenteren wat niet meer te redden valt. Snelle actie is vereist, want de situatie zal met elke dag verder verslechteren.
A. De productie (eventueel op kleinere schaal) aan de gang houden. Je kunt dan demonstreren "hoe het eens ging". Omdat het bedrijf meestal stopgezet werd wegens financiële problemen is een dergelijke behoudsvorm meestal alleen met subsidie mogelijk. Soms kun je munt slaan uit het gebruik van het verouderde proces (steen-gemalen meel, brood van de warme bakker, handgevormde bakstenen, klassieke jenever, handgewevem theedoeken) en zo tot een sluitende kleinschaliger exploitatie komen. Ik vrees dat deze behoudsvorm, in verband met de slinkende Overheidsmiddelen en de afnemende welvaart in de toekomst niet van veel praktisch belang zal kunnen zijn.
B. De productie stopzetten, gebouw en installatie restaureren en van het geheel een (bedrijfstak) museum maken. Om hier tot een sluitende exploitatie te komen, is meestal een aanloopsubsidie nodig, terwijl door het inschakelen van vrijwilligers de lopende kosten relatief laag gehouden moeten worden. Een "museumproduktie" kan de exploitatiebalans nog wat verbeteren (computerweefgetouwen om speciaalwerk in opdracht te maken). Interpretatie van het geheel is goed mogelijk en men kan relatief veel bezoekers trekken. Bijkomend voordeel is de mogelijkheid om door het verzamelen van relevante objecten van elders de ontwikkelingsgang steeds beter te illustreren.
Nederlands Textielmuseum in de voormalige Wollenstoffenfabriek Mommers & Co in Tilburg - een uitstekend voorbeeld van deze behoudsvorm
C. Wanneer de lasten van het gehele oorspronkelijke gebouw te zwaar op de exploitatie zouden drukken (oude en slechte gebouwen, veel achterstallig onderhoud, staat op instorten, niet te verwarmen in de winter, zo lek als een mandje, veel te groot, hoge grondlasten, erfpacht, lokale belastingen) valt er aan te denken, een deel van het gebouwencomplex te slopen en het overblijvende deel te renoveren. De gewonnen grond kan anderszins te gelde worden gemaakt en de exploitatiekosten voor het behouden deel zijn lager (geïsoleerd, goed te beveiligen, aangepast aan bezoekers).
D. Als het oorspronkelijke gebouw echt niet (meer) te exploiteren is, kunnen de machines/installaties misschien in hun geheel overgebracht worden naar een minder karakteristiek maar veel goedkoper pand. Dat kost natuurlijk wel demontage, transport en eventueel (tijdelijke) opslag. Op de nieuwe plaats vindt heropbouw plaats, in een vergelijkbaar maar kleiner gebouw, in een nieuw in historische stijl opgetrokken (kitsch-) gebouw, in een moderne staalconstructiehal.
E. "Arrested decay". Hierbij worden gebouw noch installaties gerestaureerd. Alleen wordt van tijd tot tijd het hoogst noodzakelijke onderhoud gepleegd. Er worden geen educatieve of interpretatieve voorzieningen getroffen. je kunt deze behoudsmodus beschouwen als een conserveren-sec, voor studiedoeleinden. Je trekt er vermoedelijk niet veel bezoekers mee. Exploitatie zal voor een groot deel berusten op de arbeid van vrijwilligers.
F. "Uitkleden". Hierbij verwijder je alle aan rot en roest en vandalisme onderhevige delen, zodat alleen de onverwoestbare kern van het geheel behouden blijft. Een éénmalige investering is vereist, maar de lopende kosten zijn minimaal. Hoewel meestal enige aandacht wordt geschonken aan de presentatie (informatieborden, aangeven van de oorspronkelijke lay-out met tegels in afwijkende kleur) blijft de noodzakelijke "act of the imagination" voor de meeste bezoekers te moeilijk. Ook als studieobject is een "uitgekleed" complex minder waard; er zijn te grote ingrepen gedaan. Het is wel te hopen, dat bij het "uitkleden" tenminste een goede documentatie is bijgehouden!
G. "Creatief verval". We doen helemaal niets, laten het object over aan de natuur. Die ziet zijn kans schoon en na niet te lange tijd slaat het verval onverbiddelijk toe. Wij zitten erbij en kijken er naar. Kost niet veel ... maar op een gegeven moment wordt de situatie gevaarlijk (vallende stenen, inzakkende staalconstructies, wrak deksel op een mijnschacht ...) en dan moet er wel wat gedaan worden. Dat is dan ... slopen!
Niet altijd worden gebouw en installatie als éénheid behouden. Er kunnen reële redenen zijn om alleen een gebouw - met een andere functie - te behouden. De argumentatie is meestal economisch: opknappen en herinrichten van het oude gebouw is goedkoper dan slopen, bouwrijp maken van het terrein en neerzetten van een nieuw gebouw. Een goed architect ziet kans binnen de begrenzing van het bestaande gebouw een creatieve en verantwoorde oplossing te vinden. Essentieel bij de rentabiliteitsberekening is uiteraard de nieuwe bestemming. Helaas is er bij het herbestemmen totaal geen plaats voor zelfs maar een fragment van de oorspronkelijke fabrieksinrichting. Die staat alleen maar in de weg .... vindt men .... weg dus, die rommel!
Een voorbeeld? De Goudsche Machinale Garenspinnerij werd na overplaatsing van de spinnerij aangekocht door de gemeente, die in het pand een sociaal-cultureel centrum vestigde. Wikipedia: " Van het gebouw bleven alleen de buitenmuren behouden, binnen werd het gebouw volledig gesloopt en heringericht ....".
En laten we niet vergeten - zorgvuldig opknappen kost geld, dus wordt er wat slordiger (goedkoper) gewerkt, de kantjes eraf gelopen, best wel ingrijpende wijzigingen in de oude structuur aangebracht. Het gevolg is dan, dat er weinig meer overblijft dan dat karakteristieke geveltje, met daarachter een nieuwe utilitaire doos die niets te vertellen heeft over het oorspronkelijk gebruik.
Enkel en alleen het geveltje ....
A. Museum. Is het gebouw weinig specifiek, dan kan behoud van losse machines en installaties - buiten hun natuurlijke omgeving - een haalbare optie zijn. Weliswaar is demontage en afvoeren naar bijvoorbeeld een technisch museum vrij prijzig, maar de museumstaf kan dit soort werk meestal goed aan. En tegen minimale kosten, al dan niet met hulp van vrijwilligers.
De rol die bedrijfsmusea hierbij (kunnen) spelen zal evident zijn. Andere kandidaten zijn het conventionele technische museum en het conventionele openlucht museum. De praktijk wijst uit, dat beide niet zo geschikt zijn voor het behoud van industriële installaties. Te groot ... te vies ... bij het technische museum ontbreekt de ruimte om grote installaties in de juiste samenhang (integraal) te tonen, men beperkt zich daar liever tot modellen en schetsen. Zonder afbreuk te willen doen aan de soms voortreffelijk geïnterpreteerde collecties, stel ik dat conventionele technische musea niet in staat zijn, een breed historisch perspectief voor de industriële techniek te creëren. Wel slaagt men erin - soms zelfs erg goed - de belangrijke kantelpunten in de technische ontwikkeling te schetsen. De conventionele openlucht musea stellen zich een tamelijk nauwe taak; locale, vooral agrarisch-ambachtelijke aspecten worden benadrukt. Bovendien streeft men naar een uiterst hoge standaard van heropbouw, zodat men zich moet beperken tot verhoudingsgewijs kleine objecten.
Dit landschap trof ik in 1999 aan bij de ijzergieterij / machinefabriek Rogier, Nerincx, Richter in Bergen op Zoom
B. Technische parken. Naast de zojuist genoemde conventionele musea zijn vanaf zeg 1975 de technische parken tot stand gekomen. Hier tracht men de bezoeker de industriële atmosfeer te doen beleven, door het scheppen van een "ambiance", door installaties zo veel mogelijk in gebruik te tonen, door het samenvoegen op een klein gebied van de essentiële delen van een vroeger industrielandschap en z'n componenten. Om - soms onverbloemde - commerciële redenen richt men zich daarbij op de periode rond 1900. Inspelend op nostalgische sentimenten bij het publiek.
Een onmiskenbaar voordeel van een technisch park is, dat een redelijk samenhangend totaalbeeld geschapen kan worden, dat juist door een combinatie van educatie, vermaak, recreatie en het "iets ondergaan" een groot publiek aanspreekt. Voor de dieper geïnteresseerde techneut of ingenieur bieden deze parken minder. Immers, de keus is al voor je gemaakt, op vaak onzuivere gronden: de getoonde objecten en processen zijn voornamelijk die welke een groter publiek aanspreken; er is sprake van een toneel-effect (dat geleidelijk steeds meer op je lachspieren gaat werken). Ook vanuit het standpunt van documentatie en behoud van ons industrieel erfgoed vertonen deze technische parken enkele fundamentele nadelen.
De oorspronkelijke vestigingsfactoren zijn meestal niet aanwezig, hoewel ze vaak heel goed gesimuleerd (kunnen) worden. Anders dan in een conventioneel openluchtmuseum vraagt een industrielandschap een intensieve bebouwing - om die te scheppen binnen realistische budgetten zullen de gebouwen die men in een technisch park aantreft zelden steen-voor-steen opgebouwde originelen zijn, zoals in openluchtmusea, maar betonbouw in een authentiek lijkend jasje.
Dit soort projecten zijn zenuwslopend spannend, ze geven veel voldoening (als 't lukt) of frustratie (als 't niet lukt). Integraal behoud ligt in dit soort situaties meestal ver over de einder. Alles wat uiteindelijk gered wordt en behouden blijft, zal het nodige restauratiewerk vergen ....
Er is niet veel tijd om te zoeken naar tekeningen en/of ander archiefmateriaal. Je kunt beter een paar transporten organiseren om zo veel mogelijk fysiek in veiligheid te brengen - elders dus. In alle haast voorlopig in een noodopslag (Shurgard bijvoorbeeld - of thuis, in de schuur .... of huiskamer). Gehuurde opslagruimte is duur en je moet WEL op tijd betalen, anders ben je de spullen onverbiddelijk kwijt. Maar zo schep je wat tijd om uit te zoeken, waar het gered materiaal uiteindelijk terecht zal komen.
In deze hectische periode houd je zo zorgvuldig mogelijk bij, welke objecten door je handen gaan - waar ze vandaan komen - hun functie - afmetingen - alle commentaren die je door het hoofd schieten als je ze in je handen houdt. Bedenk wel, jouw aantekeningen zijn de enige link die objecten met hun historie verbindt. Straks zul je blij zijn met die link. Zelf heb ik me aangewend, zodra het donker wordt - zodat je niet verder kunt werken en sjouwen (want er is natuurlijk geen elektriciteit) - de hele dag in mijn hoofd nog een keer te herbeleven. En de aantekeningen zoveel mogelijk aan te vullen.
Waar breng je het geredde spul uiteindelijk onder? Je kunt denken aan bedrijfscollecties, aan musea, aan particulieren. Jammer genoeg blijken in de praktijk de moeilijkheden van behoud van de wat grotere objecten nogal fors te zijn. Die dingen zijn loodzwaar, vies en moeilijk te hanteren. Demonteren, transport en opslag zijn tijdrovend en meestal gewoon zwaar ploeteren. Conserveren (zelfs tijdelijk) is een arbeidsintensief karwei. Het gevolg is, dat vooral kleinere objecten op deze wijze gespaard blijven. De grotere gaan alsnog verloren.
Vaak komt het er op neer, dat je gewoon zelf verzamelaar wordt ....
Bij noodacties als deze zit je "ineens" met een grote hoop van inderhaast vergaarde objecten. Een mooi glaspaneel, wat machines, een stapel gereedschap, een grote berg half- of ongeïdentificeerde "dingen". En dan?
A. Een gebruiksplan opstellen. Wat kan er het best gedaan worden met al het geredde materiaal, onroerend en roerend. Zo'n plan omvat zeker een opzet voor de toekomstige presentatie van dit spul. En waar gaat die presentatie komen? Zonder plan weet je niet, wat er eerst gedaan moet worden. Netjes gezegd: het gebruiksplan bepaalt in hoge mate de prioriteitenlijst. Dus: wat moet er gebeuren en in welke volgorde.
B. Zaken die minder belangrijk zijn en dus laag op de prioriteitenlijst staan - waar we zelf misschien nooit iets mee zullen kunnen doen - kunnen we wellicht elders onderbrengen? Denk hierbij aan dingen die we niet onmiddellijk konden thuisbrengen, daarom maar mee hebben genomen - en die nu, na identificatie, volledig oninteressant (voor ons) blijken te zijn. Je zou ze kunnen weggooien - maar wie weet kun je er bijvoorbeeld een technisch museum blij mee maken ....
C. Zaken die hoog op de prioriteitenlijst staan, moeten snel onderhanden genomen worden. Voor onroerende zaken (als die er zijn) betekent dat het nodige herstelwerk, zodat op zijn minst het verval gestopt wordt. Maar ook het voorbereiden op een eventuele (voorziene) nieuwe situatie. Denk aan hergebruik. Voor de roerende zaken (dat zijn er vast veel meer) zijn schoonmaken, conserveren, completeren, ordenen en beter beschrijven, fotograferen, eventueel repareren geïndiceerd. Analyse van de werkingswijze (van een machientje), index van geschreven (getypte) stukken die je ter plaatse aantrof, dito tekeningen (denk aan de T.D.-werkplaats), een lijst van de vindplaatsen, een overzicht van de destijds gebruikte techniek met de vondsten daarin ingepast, thuisbrengen van grondstoffen en halffabrikaten, praten met oud-werknemers, die je bij objecten verhalen weten te vertellen .... om maar een paar mogelijkheden op te sommen.
D. Zodra er een werkbaar plan is geschetst, kan worden overgegaan tot het werkelijk en afdoend bestuderen en documenteren van alles wat je hebt verzameld. Hierbij zal het logboek, dat je bijhield tijdens die hectische periode je onschatbare diensten bewijzen. Je herleeft als het ware die periode - maar je weet nu veel beter wat je allemaal in handen hebt. En ook, wat je NIET hebt kunnen redden. De vreugde over het eerste wordt wel overschaduwd door de spijt, de onrust, van het laataste.
Ik heb de afgelopen ruim veertig jaar mij intensief bezig gehouden met dit soort projecten. Heb daarbij op dit gebied de nodige ervaring opgedaan. Ik stel mijn ervaring nog altijd graag ter beschikking voor advies en ondersteuning bij nieuwe projecten (steeds op free-lance projectbasis).